
24
PRINTER
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "WordPad", een
standaardonderdeel van Windows.
1
Selecteer [Afdrukken] in het menu
[Bestand] van WordPad.
2
Open het instelvenster van de
printerdriver.
3
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het papierformaat.
Als u instellingen op andere tabbladen wilt wijzigen,
klikt u op het gewenste tabblad en kiest u vervolgens
de instellingen.
(3) Klik op de knop [OK].
4
Klik op de knop [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de instelling "Papierkeuze" configureert op het
tabblad [Papier] van het instelvenster van de printerdriver.
Controleer voordat u gaat afdrukken het papiertype en -formaat en de aanwezige
hoeveelheid papier in de laden van het apparaat. Als u de meest actuele informatie
over de laden wilt bekijken, klikt u op de knop [Ladestatus].
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
Het apparaat selecteert automatisch de lade die papier bevat van het onder
"Papierformaat" en "Papiertype" op het tabblad [Papier] gespecificeerde formaat en type.
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instelling van "Papierformaat".
• Als [Handinvoer] is geselecteerd
"Papiertype" moet ook geselecteerd zijn. Controleer de handinvoer en zorg dat het gewenste soort papier is
geladen. Selecteer vervolgens de juiste instelling voor "Papiertype".
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiertype"
Er wordt automatisch een lade geselecteerd met normaal papier van het formaat dat is opgegeven bij
"Papierformaat".
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiertype"
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de opgegeven soort papier van het opgegeven formaat bij
"Papierformaat".
(1)
(2)
(3)
• Zorg dat het papierformaat gelijk is aan
het ingestelde papierformaat in de
softwareapplicatie.
• Er kunnen acht aangepaste
papierformaten worden opgeslagen. Door
aangepaste papierformaten op te slaan
kunt u dat formaat eenvoudiger opgeven
als u het nodig hebt.
Om een papierformaat te selecteren,
selecteert u [Extra papier] of [Gebruiker 1]
tot [Gebruiker 7] in het vervolgkeuzemenu
en klik op de knop [Extra].
Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Zie "De handinvoerlade plaatsen" (p.17)
voor de procedure van het laden van papier en andere media in de handinvoerlade.
Kommentare zu diesen Handbüchern